X
GO
nl-BEfr-FR
Droogrot of Fusarium

Droogrot of Fusarium

Algemene beschrijving

dimanche 23 décembre 2012

Algemeen

Droogrot wordt het rot genoemd dat door Fusarium-soorten wordt veroorzaakt. Droogrot is een droog, of althans weinig tot niet vochtig rot. Dat wil niet zeggen dat alle rot van dit type door Fusarium-soorten wordt veroorzaakt. Ook Phytophthora infestans en diverse Phoma-soorten, virussen, aaltjes en insecten veroorzaken een droog rot. Thans worden als veroorzakers van droogrot in Noordwest-Europa de volgende soorten genoemd: Fusarium avenaceum, F. coeruleum, F. oxysporum en F. sulphureum.
Droogrot wordt vooral veroorzaakt door F. sulphureum en F. coeruleum. Er zijn duidelijke rasverschillen, waarbij een aardappelras resistent kan zijn tegen één van de droogrot veroorzakers maar vatbaar voor andere. Genoemde Fusarium-soorten komen algemeen voor op knollen. Behalve F. sulphureum komen ze ook algemeen voor in de grond. Schade kan aanzienlijk zijn door directe verliezen en indirect door de noodzaak partijen opnieuw te sorteren. Door verwondingen bij het rooien, het inschuren, het verwerken en het afkiemen ontstaan invalspoorten voor Fusarium.
Aantasting door F. sulphureum kan al binnen enkele weken na het rooien zichtbaar worden. Droogrot door de andere genoemde soorten komt meestal veel later tot ontwikkeling.
Partijen waarin vroegtijdig of op grote schaal droogrot voorkomt, zijn niet geschikt voor bewaring of voor pootgoed. Een bijkomend gevaar is dat droogrot overgaat in natrot door secundaire aantasting door Erwinia spp. en andere organismen.

 

Aantastingsbeeld

In het loof

Na het planten kan op het veld droogrot optreden. Kort na het poten kunnen in geïnfecteerde moederknollen droogrot veroorzakende organismen zich verder ontwikkelen, waardoor de moederknol voortijdig vergaat. Op de teloorgaande moederknollen komen al dan niet enkele zwakke kiemen tot ontwikkeling die niet of nauwelijks boven komen. De planten groeien niet meer uit. Dit resulteert in een slechte opkomst. In een later stadium tonen planten die toch tot ontwikkeling zijn gekomen verwelkingsverschijnselen. Bij nadere beschouwing blijkt dit te zijn veroorzaakt doordat de moederknol door Fusarium-aantasting te gronde is gegaan. 

 

In de knol

De eerste symptomen zijn kleine bruine vlekjes, die langzaam in droogrot overgaan. Met het voortschrijden van het rot verdroogt het aangetaste weefsel en uiteindelijk kan de hele knol mummificeren. Door uitdrogen en daarmee samenhangende krimp van aangetast weefsel kunnen holten ontstaan. Kenmerkend voor droogrot is de aanwezigheid van concentrische rimpels van de schil op de zich uitbreidende aantasting. 
fusarium

Fusarium sulphureum veroorzaakt een donkergekleurd rot dat in het begin wat vochtig is. De grens tussen gezond en aangetast weefsel is scherp en vaak zeer grillig van vorm. In holten vormt zich een roodachtig schimmelpluis. Op de aangetaste schil vormen zich onder vochtige omstandigheden crème tot geelroze gekleurde sporenkussentjes. Aantasting door F. sulphureum is soms moeilijk te onderscheiden van gangreen, dat veroorzaakt wordt door Phoma foveata.
F. coeruleum vormt een licht meestal beige gekleurd rot dat geleidelijk overgaat in gezond weefsel. De grens tussen aangetast en niet aangetast weefsel is niet scherp. In holten vormt zich een vuilwit tot blauw schimmelpluis. Op de aangetaste schil vormen zich onder vochtige omstandigheden vuilwitte tot donkerblauwe sporenkussentjes.
Aantasting veroozaakt door F. oxysporum lijkt op die van F. solani, maar verschilt daarvan doordat schimmelpluis en sporenkussentjes altijd wit zijn. 
F. avenaceum veroorzaakt een traag uitbreidend donker gekleurd rot. Holten bevatten een geel tot donkerrood gekleurd schimmelpluis. Aangezien meerdere Fusarium-soorten en vaak andere organismen (zoals Phoma exigua en P. foveata) tegelijkertijd in het aangetaste weefsel aanwezig kunnen zijn, kan het rot mengvormen aannemen, waardoor de symptomen minder typisch worden. 
fusarium

 

Levenswijze

F. sulphureum is in hoge mate knol- en partijgebonden. De andere bij droogrot betrokken Fusarium-soorten komen ook algemeen in de grond voor. De ziekteverwekkers van droogrot zijn wondparasieten, die uitsluitend via verwondingen de knol binnendringen. De beschadigingen ontstaan bij het rooien en bij bewerkingen, vooral bij afkiemen of vervoer tijdens de bewaarperiode. Besmetting kan ook plaatsvinden vanuit besmette opslagruimten en besmette werktuigen. Ook beschadigingen veroorzaakt door andere ziekten bieden Fusarium een kans tot aantasting. 
De optimum-temperaturen voor infectie zijn 10 – 20 °C in combinatie met een hoge luchtvochtigheid. F. sulphureum infecteert vooral bij een wat minder hoge luchtvochtigheid. Bij 2°C of lager komt geen zichtbaar verdere uitbreiding van de ziekte voor. Naast de kans op besmetting is de snelheid waarmee wondheling optreedt van het grootste belang. Bij een temperatuur van 18 – 22°C, een goede doorluchting van de partij en voldoende hoge luchtvochtigheid is de wondheling binnen drie tot vier dagen een feit. Bij temperaturen van 15)C en lager en 24°C en hoger, of bij lage relatieve luchtvochtigheid is de wondheling onvoldoende snel om Fusarium-infectie tegen te gaan.
De vatbaarheid van knollen neemt toe naarmate ze ouder worden. Daarmee samenhangend is het afkiemen van aardappelen erg riskant omdat naast de toegenomen vatbaarheid en gevoeligheid ernstige verwondingen worden toegebracht die als toegangspoorten dienen.
Door de sterk verbeterde bewaaromstandigheden bij lage temperaturen komen de knollen zeer gaaf uit de bewaring. Dit geldt ook voor besmette partijen. Deze besmetting blijft latent aanwezig totdat de temperaturen omhoog gaan. Het resulterend rot komt dan vaak pas na aflevering of na uitpoten tot ontwikkeling.

 

Voorkomen / bestrijden

Een belangrijke factor is het gebruik van gezond pootgoed. De nateeltknollen hebben dan veel kans gezond te blijven, indien 1) verwondingen bij het rooien worden voorkomen door de knollen voldoende te laten afharden en de rijsnelheid bij het rooien aan te passen aan de omstandigheden; 2) voor een goede en snelle wondheling wordt gezorgd door de aardappelen een week bij voldoende hoge temperatuur en luchtvochtigheid op te slaan; 3) verwondingen bij het sorteren en verdere behandelingen worden voorkomen door de knollen voorafgaand op te warmen.
Partijen pootgoed met een ziektegeschiedenis en een verhoogde kans op infectie moeten als het enigszins kan niet worden afgekiemd en zeker niet worden gesneden. Chemische bestrijding van droogrot in de bewaring is goed mogelijk.

Bron: Aardappelziektenboek, A. Mulder en L.J. Turkensteen, herziene uitgave 2008
Print
Comments are only visible to subscribers.