X
GO
nl-BEfr-FR
Aardappelziekte

Aardappelziekte

Algemene beschrijving

dinsdag 30 oktober 2012

Algemeen

De verwekker van de aardappelziekte is Phytophthora infestans. De eerste haarden in het veld ontstaan gewoonlijk zeer vroeg in het seizoen. De verlenging van de periode waarbinnen aantasting kan optreden en de korte infectiecyclus hebben tot gevolg dat de aardappelziekte veel veranderd is t.o.v. de aardappelziekte uit het verleden. Deze trend wordt nog versterkt door de aanwezigheid van de paringstypen A1 en A2, waardoor ook seksuele vermeerdering plaats vindt. Dit type vermeerdering is daarom zo belangrijk omdat het gepaard gaat met genetische recombinatie, wat de mogelijkheden van aanpassing (aan o.a. veranderende omstandigheden en sommige fungiciden) vergroot en omdat het eindproduct van de seksuele vermeerdering, de dikwandige oösporen, langdurig in de grond kan overleven. De aardappelziekte is gevreesd om de snelheid waarmee de ziekte zich in het gewas kan uitbreiden. 
Uitgezonderd de wortels tast de schimmel alle boven- en ondergrondse delen van de aardappelplant aan. Schade ontstaat door vernietiging van het loof, waardoor het productievermogen van het gewas wordt verminderd, maar vooral door aantasting van de knollen. De huidige populatie van P. infestans is eveneens gekenmerkt door een op opvallende wijze toegenomen agressiviteit voor knollen. 


 

Aantastingsbeeld in het blad

Op de blaadjes ontstaan lesies (bladvlekken). Het uiterlijk van de lesies is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden en de gevoeligheid van het aardappelras. Bij hoge luchtvochtigheid begint een lesie als een waterig, uitziende, niet scherp begrensde vlek van 1 tot 2 cm doorsnede. Op deze vlekken kan zich bij voldoende hoge luchtvochtigheid binnen enkele uren een dunne laag wit schimmelpluis vormen, die uit sporendragers en de daarop gevormde sporen bestaat. Vroeger kwam het schimmelpluis in het veld praktisch alleen aan de onderzijde van het blad voor. Van de huidige ziekteverwekker komen stammen voor die aan beide zijden van het blad uitbundig kunnen sporuleren. Binnen één dag verkleurt het sporulerende gedeelte van de lesies via lichtgroen naar bruingrauw of donkerbruin en verdwijnt het eventueel aanwezige schimmelpluis. De bladvlekken zijn dan zichtbaar als scherp begrensde, onregelmatig ronde vlekken. Doordat de schimmel voortgaat met aantasting ontstaat rond het afstervende weefsel een zone van 0,5 tot 1 cm breed van waterig of chlorotisch weefsel, waarop weer schimmelpluis tot ontwikkeling komt. Dit proces kan zich herhalen totdat het gehele blaadje is aangetast en afsterft. Via de bladsteel kan de ziekteverwekker andere blaadjes en uiteindelijk ook de stengel binnendringen. 
aardappelziekte
 

 

Aantastingsbeeld in de stengel

Op de stengel kunnen grote langwerpige grauwbruine tot bruinzwarte lesies ontstaan, die de stengel na verloop van tijd geheel kunnen omvatten. Onder vochtige omstandigheden wordt hier op sporulerend schimmelpluis gevormd. In tegenstelling tot bladlesies kan op aangetast stengelweefsel sporulatie meermaals optreden, dus ook op de oudste necrotische delen van de lesie. Daarmee zijn en blijven stengellesies gedurende het gehele groeiseizoen uitermate gevaarlijk voor het gewas. Stengellesies ontstaan vroeg in het seizoen meestal vanuit bladoksels, wanneer sporen in bladoksel kiemen en daar binnendringen, of uit zieke poters. Bij primair zieke planten, die uit latent geïnfecteerde poters zijn ontstaan, op vrijwel alle stengel één of meer stengellesies, onafhankelijk van de aanwezigheid van bladlesies. Aanvankelijk lijken deze planten gezond, maar later ontwikkelen zich vanuit de aangetaste moederknol op enige afstand daarvan per stengel meerdere lesies.
Aardappelziekte_stengeltopje

 

 

Aantastingsbeeld in de knol

Besmetting treedt zowel tijdens het groeiseizoen als bij het rooien op. Knollen worden geïnfecteerd via lenticellen, ogen en barstjes in de schil, en bij bepaalde rassen ook via de stolonen. De aantasting kan zowel oppervlakkig als diep zijn. De aantasting begint als blauwachtige, door de schil schemerende vlakjes. Na verloop van tijd wordt de lesie door uitdrogen van aangetast weefsel bobbelig en verkleurt het aangetaste weefsel naar roestbruin. Tussen de roestbruin gekleurde enigszins draadvormige structuren komen eilandjes van schijnbaar normaal weefsel voor. Tijdens de bewaring kan de ziekte zich verder ontwikkelen. De ziekteverwekker kan op aangetaste knollen sporuleren en daardoor gezonde knollen infecteren. 
Aardappelziekte_knol

 

 

Levenswijze

P. infestans overleeft ongunstige perioden zoals koude winters of droge hete zomers als schimmeldraden in de waardplant (aangetaste knollen, stengel, tomatenvruchten) en in de grond als speciale rustvorm, de zgn. oöspore, die geslachtelijk wordt gevormd. Massale verbreiding van de ziekte te velde geschiedt door middel van ongeslachtelijke sporen die met de wind of opspattende regendruppels worden verspreid. De kieming van sporen en infectie geschiedt alleen in water. Er is dus dauw of regen nodig. Voor infectie is er een bladnatperiode van minimaal 3 uur vereist. Bij temperaturen tussen de 15 en 25°C in het blad duurt de cyclus van spore tot bladvlek met een nieuwe generatie van sporen voor de meest agressieve stammen 2,5 tot 4 dagen. Bij temperaturen boven 28°C staat de groei voor de meeste stammen stil tot de temperatuur weer daalt. De invloed van temperatuur en neerslag op de ontwikkeling van de aardappelziekte en de relatieve luchtvochtigheid waarbij sporulatie optreedt worden gebruikt om de uitbreiding van de ziekte te voorspellen. Vooral door de huidige opvallend snelle ontwikkeling van de aardappelziekte is het voor de akkerbouwer niet meer doenbaar om zonder de hulp van een ziektebegeleidingssysteem de aardappelziekte doeltreffend en met minimale inzet van fungiciden onder controle te houden. 

 

Afvalhopen en zieke knollen

De in knollen overwinterende schimmel is potentieel de belangrijkste bron van eerste infecties te velde. Zieke knollen komen na het sorteren op afvalhopen terecht. Uit zieke knollen kunnen zieke planten ontstaan, zowel op afvalhopen als in het veld. De eerste haardjes in het veld kunnen ontstaan uit sporen afkomstig van deze zieke planten. De verspreiding van sporen van de ziekte vanaf afvalhopen vindt reeds vroeg in het voorjaar plaats.

Aardappelziekte_afvalhoop

 

Latent geïnfecteerd pootgoed

Bij infectie van knollen ontwikkelt zich bij een deel daarvan geen zichtbare aantasting; dit zijn de latent geïnfecteerde knollen. Ook als deze knollen kiemen ontwikkelen zich geen symptomen. De eerste haardjes in het veld kunnen veroorzaakt worden door het plotseling totaal ziek worden van deze aanvankelijk symptoomloze plant. Deze infectiebron kan ± 6 weken na planten zichtbaar worden in de vorm van een enkel plant met opvallen veel stengellesies in een verder gezond gewas. Vanuit deze zieke planten kunnen binnen enkele dagen haarden van 100m² en meer ontstaan. 

Aardappelziekte_latente poter

 

Oösporen

Vanuit oösporen kunnen gedurende het gehele seizoen infecties ontstaan. Dit kan reeds tijdens de opkomst het geval zijn. Uit vroeg optredende infecties ontstaan minihaardjes met een opvallend opbouw. Deze opbouw wordt gekenmerkt door een vroeg afstervend of dood scheutje waarop de eerste infectie plaats vond. Vanuit deze primaire aantasting worden aangrenzende scheuten aangetast, waarna zich al snel stengellesies vormen die tot groeistilstand leiden. De lengte van deze stengel(tje)s is afhankelijk van het moment van secundaire infectie. Bij infecties vanuit oösporen ontstaan tegelijkertijd veel planten met één of enkele bladvlekken (in de grootteorde van 10.000 tot 10.0000 planten per ha). In de meeste jaren ontstaan infecties uit oösporen later in het seizoen. Infecties uit oösporen worden bevorderd door grote hoeveelheden neerslag met plasvorming. Oösporen kiemen reeds in vochtige grond; infecties kunnen optreden door opspatten van regendruppels met grond op de lagere blaadjes.

 

Waardplanten

Vele aan de aardappel verwante plantensoorten zijn waardplant voor P. infestans. De ziekteverwekker wordt o.a. aangetroffen op tomaat, bitterzoet, zwarte nachtschade en op raketblad. 

Voorkomen/bestrijden

Voorkomen van oösporenvorming

Om oösporenvorming te voorkomen dient Phytophthora in het veld adequaat te worden Bestreden. In feite geldt dit ook voor raketblad, aangezien in dit gewas grote aantallen oösporen kunnen gevormd worden. Verder dient aardappelopslag tijdig te worden vernietigd. 

Voorkomen van knolaantasting

Sporen die in de grond terechtkomen kunnen daar tot meer dan zes weken infectieus blijven. Bij aantasting van het gewas, ook als deze licht is, is toediening van sporendodende middelen een eerste vereiste. Overweeg, zodra de meeste planten enige zieke blaadjes hebben, het loof dood te spuiten. Desondanks dienen dergelijke aantastingen als gevaarlijk te worden beschouwd in verband met het risico dat bij het rooien via besmette grond knolinfectie optreedt.
Er moet rekening worden gehouden met inwaaiende sporen vanuit andere aardappelgewassen en voor pootgoedpercelen zeker ook vanuit aardappelopslag. Hergroei na loofdoding is ook zeer riskant en dient zonder uitstel te worden gedood. 
Zorg voor voldoende hoge en brede ruggen waardoor de knollen goed met grond zijn bedekt en voor ronde ruggen zodat het regenwater vlot van de ruggen afloopt en de sporen moeilijk met jonge knollen in contact kunnen komen en deze infecteren. Aangezien besmette grond enige weken infectieus blijft, moeten percelen waarin vroeger of later tijdens het seizoen aantasting is opgetreden onder geen beding onder natte omstandigheden worden gerooid.
Als de ziekte in het loof voorkomt is het onverstandig om het loof te trekken, ook als de aantasting in het loof als zeer licht wordt ingeschat. In sommige jaren komt nog tot zeer laat in het seizoen in het veld sporulerende Phytophthora voor, wat als late bron van infectie voor opgeslagen aardappelen fungeert. Partijen met aangetaste knollen moeten snel worden gedroogd.

Bron: Aardappelziektenboek, A. Mulder en L.J. Turkensteen, herziene uitgave 2008


Print

Comments are only visible to subscribers.