Het nitraatresidu in het najaar ligt na de teelt van aardappelen vaak te hoog. Voor de aardappelteelt vormen de verschillende mestactieplannen een grote uitdaging. Onder andere worden telers geconfronteerd met een dalende bemestingsruimte.
Binnen het demoproject “Aardappelen telen binnen de restricties van MAP VI” gaan Inagro, PCA en de Bodemkundige Dienst van België tijdens de groeiseizoenen 2020 en 2021 dieper in op de uitdagingen. Zo legde Inagro in april 2021 een bemestingsproef aan met de focus op fractioneren en bemesting in de rij.
Situering
Aardappelen springen weinig efficiënt om met de toegediende meststoffen. Dit is o.a. te wijten aan het minder ontwikkeld wortelstelsel van aardappelplanten. Zo nemen aardappelen nagenoeg geen stikstof op uit bodemlagen dieper dan 60 cm en wortels van planten uit naast elkaar gelegen rijen overlappen elkaar weinig. Meststoffen die in het midden tussen de rijen terecht komen, worden dus moeilijker opgenomen door het gewas.
Bemesting in de rij (dicht bij de poters en de wortels) zou dit probleem (deels) kunnen verhelpen. Anderzijds kan ook gericht bijgestuurd worden tijdens het groeiseizoen. Door in het voorjaar bij het poten een beperkte startgift toe te dienen en vervolgens op één of meerdere momenten tijdens het groeiseizoen na te gaan of aanvullende stikstofbemesting nodig is, kan de globale nutriëntenbenutting verhoogd worden. Een te hoog N-aanbod tijdens het groeiseizoen door bijvoorbeeld een te hoge bemesting bij het planten wordt op die manier vermeden. Anderzijds is er minder risico op het uitspoelen van nitraten in het voorjaar (door hevige neerslag op een perceel met nog weinig gewas) wanneer bij het planten slechts een deel van het advies wordt toegediend. Gericht bijsturen is vaak zinvol op percelen met een moeilijk te berekenen stikstofmineralisatie (of na gebruik van dierlijke mest), alsook bij afwijkende weersomstandigheden (waar we steeds meer mee te maken krijgen).
Bodemstalen
Uit een bodemstaal genomen half maart bleek dat er nog weinig stikstof in het bodemprofiel aanwezig was. Het advies lag dan ook op 187 kg N/ha. Eén object kreeg het volledige advies vollevelds net voor planten. Alle andere objecten kregen op hetzelfde moment 80% van het advies ofwel vollevelds ofwel in de rij. De bemesting gebeurde met ammoniumnitraat (27%N). Eén object kreeg helemaal geen stikstofbemesting.
Half juni (6 weken na bemesting/planten) werden grondstalen genomen om na te gaan of het nodig was om op de objecten met lagere basisbemesting nog de overige 20% van het advies (of een andere dosering) toe te dienen onder de vorm van bladbemesting (ureum 46%N). Er was in het voorjaar voldoende neerslag gevallen zodat de meststofkorrels konden oplossen en zich verspreiden in de bodem.
Uit de bodemstalen bleek dat 80% van het advies bij planten voldoende was voor het hele groeiseizoen, vooral na een volleveldsbemesting. Na bemesting in de rij was wel duidelijk een lagere hoeveelheid stikstof in de laag 30-60 cm te vinden en was er net geen (of net wel) wat extra stikstofbemesting nodig.
Bij wijze van proef werd toch nog 37 kg N onder de vorm van bladvoeding gegeven (verspreid over drie tijdstippen) op object 3 en object 5 die beiden 80% van het advies net voor planten hadden gekregen.
Waarnemingen veldfase
Tijdens het groeiseizoen was visueel aan het loof niet te zien of veldjes 80% of 100% van het bemestingsadvies hadden gekregen en ook niet of de toepassing in de rij of vollevelds gebeurde. Enkel de veldjes zonder enige vorm van stikstofbemesting waren duidelijk zichtbaar.
Ook op vlak van de afrijping waren er weinig verschillen op te merken. Enkel eind juli – half augustus was het niet-bemeste object al iets verder afgerijpt.
Er werden heel wat dronebeelden gemaakt gedurende het groeiseizoen. Al vanaf half juni (bloempotgrootte) hadden de veldjes zonder stikstofbemesting de laagste vegetatie-index. Tussen de andere objecten waren er meestal weinig verschillen waar te nemen via de sensor. We zien wel vanaf half juli dat de veldjes met rijenbemesting (object 4 en 5) een iets hogere vegetatie-index hebben dan de veldjes met een volleveldsbemesting.
Opbrengst
Als we naar de totale opbrengst kijken dan scoorden de objecten bemest in de rij het best vooral indien nog wat bladbemesting werd toegepast tijdens het groeiseizoen. Tussen de overige objecten met een vollevelds basisbemesting waren er op vlak van de totale opbrengst nauwelijks verschillen waar te nemen. Een vollevelds N-bemesting aan 80% van het basisadvies in deze proef volstond dus voor een optimale opbrengst, zoals aangegeven door de bodemstalen 6 weken na planten.
De rijenbemesting bleek in deze proef in een betere opbrengst te resulteren dan de vollevelds bemesting en een bijkomende bladbemesting had nog (niet significante) meerwaarde. Ook dit is een bevestiging van de bodemstalen half juni.
Als we naar de grove frietsortering kijken (+50mm) dan kunnen we dezelfde tendens opmerken waarbij de verschillen zelfs nog iets groter worden. Geen stikstof geven zorgde natuurlijk voor de laagste opbrengst.
Kwaliteit
Op vlak van de kwaliteit (onderwatergewicht, frietkleur) werden geen noemenswaardige verschillen waargenomen.
Nitraatresidu
Onmiddellijk na de oogst werd van elk object een grondstaal genomen van de drie bodemlagen 0-30 cm, 30-60 cm en 60-90 cm. De laagste hoeveelheid nitraat werd logischerwijs teruggevonden bij het object dat niks van stikstof kreeg met een nitraatresidu van 72 kg NO3-N/ha. Het meeste nitraat werd gevonden na bemesting in de rij.
Aangezien de bodemstalen niet in herhaling werden genomen, moeten we wel voorzichtig zijn met deze resultaten.
Financieel
Financieel scoorde in 2021 de objecten met bemesting in de rij het hoogst dankzij de hogere opbrengstcijfers. Als we rekenen aan een kostprijs van 1,2€ per kg N en een verkoopsprijs van 120€/ton aardappelen, komen we aan +460€ voor 80% in de rij en +900€ voor 80% in de rij aangevuld met bladbemesting in vergelijking met 100% advies vollevelds.
Conclusies
Tijdens het zeer droge groeiseizoen 2020 lag een zeer gelijkaardige proef aan in Ledegem. Ook toen kwam bemesting in de rij positief naar voor op vlak van opbrengst. Na de volleveldsbemesting zat de stikstof te veel bovenaan in de rug. Door het uitblijven van voldoende neerslag kon deze stikstof niet tot in de wortelzone migreren. Extra bladbemesting bleek toen zinvol om het tekort aan te vullen. Dit was niet nodig na bemesting in de rij.
Na oogst 2020 werden de hoogste nitraatresidu’s gevonden bij de objecten met bladbemesting tijdens het groeiseizoen. Na rijenbemesting in het voorjaar was die extra bladbemesting niet nodig en ook niet gevaloriseerd in de opbrengst. Vollevelds bemesten aangevuld met nog wat bladbemesting juni-juli resulteerde tegen de verwachtingen in in een hoger nitraatresidu want ook de opbrengst lag hoger.
Na oogst 2021 werden de hoogste nitraatresidu’s gemeten bij de objecten met rijenbemesting terwijl nochtans daar de hoogste opbrengsten werden gevonden.
Let wel op dat deze bodemstalen niet in herhaling werden genomen.