X
GO
nl-BEfr-FR
Actuele berichten
Praktijkervaringen bladmeststoffen in de aardappelteelt

Praktijkervaringen bladmeststoffen in de aardappelteelt

donderdag 19 maart 2020

In 2019 werden op 10 locaties proeven aangelegd in samenwerking met de landbouwer, waarbij werd uitgegaan van zijn gewone praktijk. De landbouwer deed zijn bemesting, ziektebestrijding etc. zoals gewoonlijk. Om de voordelen van bladmeststoffen in zijn teelt te evalueren, werd hem gevraagd om bij het spuiten van zijn bladvoeding één strook zonder te doen door de sproeidoppen tijdelijk te sluiten. 
De Bodemkundige Dienst van België stond in van de coördinatie van deze proeven. De proeven zelf werden aangelegd door PCA, Inagro, BDB, VTI Poperinge en PIBO Campus Tongeren.
 


N-bladmeststoffen


In 2019 hebben de meeste landbouwers die gewoonlijk veel bladmeststoffen gebruiken, er minder van toegediend. Enerzijds omdat ze tijdens droogte liever afwachtten op de eerste regen en anderzijds omdat het ontvangen van de tussentijdse N-stalen de landbouwers ontmoedigde om nog met extra N-bladmeststoffen aan de slag te gaan. De samenvatting van de resultaten staan in de tabel hieronder. Op twee van de vier percelen was er geen effect van het gebruik van N-bladmeststoffen op de opbrengst of kwaliteit, in beide gevallen was er voldoende N-levering vanuit de bodem. Op één proefveld van VTI-Poperinge werd een deel van de N-basisbemesting weggelaten om te vervangen door bladbemesting, waarbij de bladbemesting wel tot meerwaarde leidde. Bij de landbouwer in Linter leidde de combinatie van extra N en K via bladvoeding tot meeropbrengst. 
Uit de proeven bleek duidelijk dat N-bladvoeding niet in alle gevallen tot meeropbrengsten leidt. Een overmaat aan N toedienen bovenop het N-advies bleek niet zinvol te zijn. Wanneer bladvoeding werd beschouwd als een onderdeel van de gehele N-bemesting, konden ze wel hun meerwaarde bewijzen. Op die manier zouden bladmeststoffen een manier kunnen zijn om flexibeler met stikstof-bemesting om te springen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de N-basisbemesting te verminderen en het verloop van het groeiseizoen op te volgen. Wanneer het een groeizaam seizoen blijkt, kunnen N-bladmeststoffen het stikstofadvies vervolledigen. In jaren met verminderde N-opname van de aardappelen –vb. vanwege droogte in de zomer- kan de N-bijbemesting achterwege gelaten worden. Op die manier worden te hoge nitraatresidu’s in het najaar – en bijhorende boetes - vermeden.

 

Image

 

K-bladmeststoffen


Kaliumbladmeststoffen worden in de aardappelteelt voornamelijk geadviseerd om de kwaliteit (stootblauw en onderwatergewicht) van de aardappelen te garanderen. De tabel vat de conclusies van de metingen samen. In 2 van de vijf proefvelden kon bladkalium voor een meeropbrengst zorgen. In één proefveld werd de volledige basisbemesting van 120 kg/ha kalium weggelaten en vervangen door bladvoeding aan 3,8 kg/ha, wat resulteerde in een opbrengstderving van 10 ton per hectare. De vergelijking tussen Koninksem en Mulken is interessant, beide proeven waren op dezelfde manier aangelegd, maar leidden tot verschillende resultaten. In Koninksem had de grond een normale kaliumvoorraad en had de landbouwer minder kalium dan advies gegeven, hier kon een beperkte bijgift via K-bladmeststoffen zorgen voor meeropbrengst en minder stootblauw. In Mulken had de grond een hoge kaliumvoorraad en konden extra bladmeststoffen niet voor een meerwaarde zorgen.

 

Image


Andere bladmeststoffen

Verder zijn er nog producten die sporenelementen, fosfor, zwavel… bevatten. Sommige producten worden ook andere eigenschappen toegedicht zoals de fotosynthese, de bodemlevenactiviteit of de bodemstructuur verbeteren. De tabel geeft een overzicht van de andere bladmeststoffen die getest werden, maar geen enkele leidde tot meeropbrengst of verbeterde kwaliteit.  

 

Image

 

De uitgebreide bespreking van elk van deze proeven is in het verslag terug te vinden. 

Projectrapport_praktijkevaluatie bladmeststoffen in de aardappelteelt

 

 

Print